In mijn eentje kamperen in Frankrijk. Ik deed het.
- Sara

- 15 aug
- 4 minuten om te lezen
Sinds zondag ben ik terug van mijn mini-vakantie in de Vogezen. Vorige week maandag pakte ik de auto in, dinsdag verzamelde ik de laatste spulletjes en checkte ik of alles thuis goed afgesloten was.
Dinsdagochtend om zeven uur reed ik weg. Navigatie aan, gordel om. Daar ga ik. Vanaf het moment dat ik de parkeerplaats af reed, voelde ik me los: los van het moeder zijn, los van huis, werk, mannen en vriendinnen. De komende uren reed ik letterlijk de grenzen over, het onbekende tegemoet.
Aangekomen op de camping
Ik stopte wanneer ík dat wilde, dronk koffie bij een benzinestation en kocht een broodje. De zon scheen de hele weg. Pas toen ik de snelweg verliet, trokken de wolken samen, en in de bergen verdween het zonnetje helemaal. Dat was jammer.
Op de camping zag het er wat verouderd uit. Ik parkeerde voor de slagboom en liep naar de receptie. De beheerder sprak geen woord Engels. Kak. Met wat gebarentaal en Google Translate wees hij me mijn plek: groot, rustig, achteraf, maar…….zonder mooi uitzicht.
Ik keek letterlijk op allerlei hekken en een container. Maar hey, ik had wél veel privacy. Fijn, want ik had een beetje tegen het ‘publiekelijk prutsen’ opgekeken. Zo kon ik in mijn eentje mijn kampeerspullen uitpakken, de tent opzetten en rustig mijn weg vinden.

Het was de dagen ervoor wat wisselvallig geweest met regen dus de grond was nat en ik had geen onderzeil. Hmmm, roeien met de riemen die je hebt. Dan maar zo.
Binnen een half uur stond de tent, plus twee stoelen en een tafeltje. Best trots. Die avond reed ik naar Gérardmer, at een enorme hamburger met friet en dronk een glas ‘vin rouge’.
In het restaurant voelde ik me wat verloren in het toeristische en drukke plaatsje.
De nacht in
Eenmaal terug op de camping werd het ook vochtig en behoorlijk fris. Buiten zitten was geen optie. Dan maar douchen en vroeg mijn slaapzak in, in legging, T-shirt én trui lag ik helemaal ingepakt. Net te doen.
Voor de zekerheid lag er een hamer naast me. Niet omdat ik me super onveilig voelde, maar je weet maar nooit. Halverwege de nacht werd ik wakker van de kou. Mijn neus ijskoud, en, off course, moest ik plassen. Na wat draaien besloot ik toch naar de wc te gaan.
De rits klonk als een donderslag in de stille nacht. Op mijn slippers stapte ik het natte gras op, keek omhoog en voelde direct dankbaarheid.
Een sterrenhemel zó helder, zó mooi.
Het raakte me.
Weer terug in de slaapzak dacht ik: al slaap ik niet, ik heb alle tijd. Die gedachte maakte me rustig en ik viel in een diepe slaap. De volgende ochtend om acht uur kroop ik naar buiten. Zo, de eerste nacht had ik overleefd. In plaats van bewolking scheen een waterig zonnetje. Ik zette koffie, bakte een ei en begon me al snel thuis te voelen.
Kamperen is aanrommelen en vrij leven
Tot mijn verrassing bleef het prachtig weer. Ik wandelde, deed boodschappen en merkte dat ik steeds meer landde. In het begin maakte ik nog plannen, maar al snel liet ik de dag gewoon ontstaan. Zin om te zwemmen? Dan deed ik dat. Zin om te wandelen?
Route uitgestippeld.
Bij Gérardmer was het toeristisch: veel gezinnen, ook veel Nederlanders. Ik hoorde regelmatig gekibbel. Herkenbaar van vakanties met de kinderen, maar nu hoorde ik het van een afstandje. Geen druk, geen ruzies over kleinigheidjes. Ik veroordeel het niet, ik weet exact hoe het gaat. Maar nu even niet. Nu was alles even anders.
Rijdend door de bergen, met de zon op mijn gezicht en de wind door mijn haren, voelde ik me zó gelukkig – stoer, onafhankelijk en vooral ongelofelijk vrij.
Ik weet niet of ik me ooit zo vrij en gelukkig heb gevoeld. Tranen van geluk, meer dan eens.
En meteen die veroordelende stem in mijn hoofd: ‘Je hoort het gelukkigst te zijn met je kinderen.’ Stel dat ze dit lezen. Dus ik zeg het niet hardop. Of maar half.
Maar ik mag me best zo voelen. Ik hou van mijn kinderen tot op het bot, maar dit maakt me óók heel erg gelukkig.
Lars in mijn gedachten
Ik struinde over een marktje en zag een koelkastmagneet van Gerardmér. Ik dacht aan Lars. Hij zei steeds dat Gerardmér zo mooi was en dat hij er graag eens samen heen wilde. Op de achtergrond speelde muziek ‘When a man loves a woman’. Even voelde ik me verdrietig en ook wat melancholisch. Ik had dit ook wel willen delen met hem, als het anders was gelopen.
Ik had Lars natuurlijk al weken geblokkeerd.
Ik deblokkeerde hem en stuurde een foto van het meer met: ’Je had gelijk. Het is hier prachtig… xxx.’
Kinderachtig wachtte ik tot de vinkjes blauw werden en blokkeerde hem meteen weer. Heel even was hij dichtbij, maar niet té dichtbij. Ik wil mezelf niet weer verliezen. Klaar.

De dagen vlogen voorbij. Ik voelde me niet eenzaam of verdrietig. Ik kletste wat met andere Nederlanders tijdens het afwassen en na vijf nachten pakte ik mijn tent in. De terugrit ging soepel. Thuis voelde ik me vol en blij.
Dit was echt een ervaring om nooit te vergeten. Volgend jaar wil ik weer.
Verder, langer.
Stap voor stap durf ik meer.
Mijn wereld wordt steeds groter, en ik kan niet wachten om haar verder te ontdekken.
Kus, Sara






Opmerkingen